Muzische evaluatiekoffer

1 Weerbericht

De leerlingen krijgen elk een zonnetje, een wolkje en een bliksemschicht. De verschillende stappen van de activiteit worden op het bord geschreven/getekend. Elke leerling mag zijn tekeningen plaatsen bij het deel waarvan hij vindt dat het erbij past (een zonnetje voor een hele goede activiteit, een wolkje voor een minder goede activiteit en een bliksemschicht voor een heel slechte activiteit). Achteraf wordt dit besproken.

 
Materiaal:
Algemeen: Bord, krijt, magneten of plakband


Per leerling: Kaartjes: zon, wolk, bliksemschicht

2 Vuilnisbak, rugzak en schatkist

De leerlingen schrijven elk drie zaken op drie afzonderlijke papiertjes.
Het eerste papiertje is iets wat tegengevallen is en je zo snel mogelijk wil vergeten. Dit belandt in de vuilnisbak.
Het tweede is iets wat je bijgeleerd hebt en wat je wil meedragen. Dit gaat in de rugzak.
Een derde is iets wat je altijd zal koesteren en dat gaat achter slot en grendel in de schatkist.

Materiaal:
Algemeen: vuilnisbak, rugzak, schatkist

Per leerling: een balpen, papier

3 Wasspelden-jive

 De leerlingen krijgen elk een wasspeld. Ze mogen deze op een bepaalde plek op hun lichaam hangen. Hoe hoger ze de wasspeld hangen, hoe beter ze de activiteit vinden en vice versa. Gedurende de activiteit mogen de kinderen de wasspeld zoveel verplaatsen als ze willen, naargelang hun mening over de activiteit op dat moment.


Materiaal:
Per leerling: een wasspeld

4 Duogesprek

Elke leerling krijgt 5 etiketten en een balpen. De leerkracht loopt rond. Als de leerkracht ‘Duo!’ roept, zoeken alle leerlingen een partner. De leerkracht stelt een vraag en in de gevormde duo’s voeren de deelnemers een kort gesprekje tot er opnieuw ‘Duo!’ wordt geroepen. Op het etiket vatten ze ieder afzonderlijk het gesprek samen in één woord of een korte zin. Het etiket kleven ze nu op hun gesprekspartner. Daarna lopen ze rond tot opnieuw ‘Duo!’ wordt geroepen.

Materiaal:
Algemeen: vragen


Mogelijke vragen:
1.    Wat vind je van je eigen werkje?
2.    Hoe verliep de samenwerking?
3.    Wat leerde je bij?
4.    Hoe vond je de opdracht?
5.    Wat zou je een volgende keer anders doen?





Per leerling: 5 etiketten, een balpen

5 dobbelsteen

 De leerlingen worden in kleine groepjes verdeeld. Elk om beurt gooien ze met een dobbelsteen.

1 gooien = iets zeggen over het thema
2 gooien = iets zeggen over de beleving
3 gooien = iets zeggen over de werkvorm
4 gooien = wat vond je van de activiteit?
5 gooien = wat denk je van de opdracht?
6 gooien = wat denk je van de sfeer?

Materiaal:
Algemeen: een dobbelsteen

6 De boomstam

De leerlingen krijgen een blad met daarop enkel de tekening van een stam van een boom. De leerlingen zijn vrij de tekening aan te vullen naargelang hun gevoel over de voorbije dag/activiteit/opdracht. (Zo kan je een treurwilg tekenen of een boom die in bloei staat, je kan er een huis bij tekenen of een koe die staat te grazen, …) Achteraf worden de tekeningen besproken.


Materiaal:
Per leerling: een tekening van een boomstam, een tekenpotlood, een gom, kleurpotloden/stiften

7 Muzieknoten

Op bord staat een notenbalk getekend. Elke leerling krijgt een muzieknoot. Ze mogen deze muzieknoten achter elkaar op de notenbalk hangen. Hoe hoger de muzieknoot gekleefd wordt, hoe beter dat men de activiteit vond. Achteraf verwoorden de leerlingen waarom ze een muzieknoot op een bepaalde hoogte hebben gehangen.

 
Materiaal:
Algemeen: bord, krijt, magneten of plakband


Per leerling: een muzieknoot



8 aanvulzinnen

In een doosje zitten enkele halve zinnen voor de leerlingen. Zij nemen om beurt een zin uit het doosje. Het is de bedoeling dat ze deze verder aanvullen. Andere leerlingen mogen reageren op de aanvulling of extra uitleg vragen. De antwoorden kunnen eventueel eerst schriftelijk worden voorbereid.

Materiaal:
Algemeen: een doosje met aanvulzinnen


Mogelijke aanvulzinnen
1.    Het moeilijkste voor mij was …
2.    Ik hielp …
3.    Ik leerde …
4.    Het leukste voor mij was …
5.    Ik werd verrast door …




Per leerling: evt. een balpen, evt. papier

9 Ballonnen blazen

Elke leerling krijgen een ballon. Het is de bedoeling dat ze deze ballon opblazen naargelang ze de activiteit al dan niet leuk vonden.

Heel leuk = een volledig opgeblazen ballon
Tussenin = een ballon die een beetje is opgeblazen
Saai = een platte ballon

Materiaal:
Per leerling: een ballon

10 De vlieger

Iedereen heeft een blad papier. Daarop schrijven ze een evaluatie van de dag/activiteit. Daarna plooien ze een vlieger van het blad. Ze gooien deze in het rond en zoeken een andere vlieger. Om beurt lezen de leerlingen wat er op hun vlieger staat en verwoorden of ze het eens of oneens zijn en waarom?

Materiaal:
Per leerling: een balpen, een blad papier

11 Vuile was en propere was

Elke leerling krijgt een vuile uit papier geknipte t-shirt en een propere uit papier geknipte t-shirt. Op de vuile was schrijft men enkele negatieve puntjes van de activiteit. Op de propere was schrijft men enkele positieve puntjes. Deze worden besproken en na de bespreking worden ze omhoog gehangen aan een waslijn.

Materiaal:
Algemeen: een waslijn


Per leerling: een uit papier geknipte vuile t-shirt, een uit papier geknipte propere t-shirt, een wasspeld, een balpen

12 De geluidsdoos

In het midden van de kring staat een doos. In die doos zitten oneindig veel denkbeeldige (stem)geluidjes. Om beurt haalt iedereen een geluidje uit de doos dat voor hem/haar weergeeft hoe de activiteit verlopen is, of hoe hij/zij zich op dat moment voelde. Nadat iedereen een geluidje gekozen heeft, wordt er meer uitleg gegeven. Dan stelt één leerling zich in het midden. Hij/zij duidt andere leerlingen aan die hun geluidje herhalen. Op die manier ontstaat er een melodie.

Materiaal:
Algemeen: een (geluids)doos

13 Stripbeelden

In het midden liggen verschillende stripbeelden (uit bitstrips). De leerlingen kiezen elk een stripbeeld uit dat hen aanspreekt i.v.m. de activiteit. Bijv. omdat er op het stripbeeld iemand blij staat afgebeeld en je je heel blij voelde tijdens de activiteit. Nadat iedereen een stripbeeld heeft gekozen, vertelt elke leerling bij zijn stripbeeld waarom hij dat koos.

Materiaal:
Algemeen: stripbeelden

14 Dit verdient een pluim!

De leerlingen mogen elk een pluim aan iemand anders geven omdat ze verdienen dat die leerling een pluim verdient. Wanneer ze de pluim overhandigen, verwoorden ze waarom die persoon een pluim verdient.

Materiaal:
Per leerling: een pluim

15 Akkoord of niet akkoord

Elke leerling krijgt een groen en een rood kaartje. De leerlingen mogen om beurt iets zeggen over de activiteiten die ze die dag gedaan hebben. Wie akkoord is, steekt een groen kaartje in de lucht. Wie niet akkoord is, steekt een rood kaartje in de lucht. Daarna mogen de leerlingen aanvullen waarom ze al dan niet akkoord zijn.

Materiaal:
Per leerling: een groen kaartje, een rood kaartje

16 Wat is er blijven kleven?

Iedereen krijgt een post-it in de vorm van een tekstballon. Daarop schrijven ze iets dat hen is bijgebleven, dat is blijven “kleven” van de activiteit(en). Daarna geven ze iets meer uitleg. Evt. per activiteit een andere kleur van tekstballon.

Materiaal:
Per leerling: een post-it in de vorm van een tekstballon, een balpen

17 Woordevaluatie

De leerkracht stelt een vraag en de leerlingen kiezen een woord uit de woordwaaier waarvan ze vinden dat dat voor hen een antwoord op de vraag is. Daarna wordt er nog feedback gegeven.

Materiaal:
Algemeen: vragen, woordwaaier


Mogelijke vragen:
1.    Wat vind je van je eigen werkje?
2.    Hoe verliep de samenwerking?
3.    Hoe vond je de opdracht?
4.    Hoe voelde je je tijdens de activiteit?
5.    Wat vond je van de andere werkjes?







knap
fijn
leuk
goed
niet zo goed
verrassend
afgewerkt
moeilijk
kleurrijk
expressief
elegant
praktisch
goed bedacht
origineel
vindingrijk
grappig
functioneel
geheimzinnig
mysterieus
doordacht
creatief
mooi
makkelijk
vlot
saai
verwarrend
tevreden
ontevreden
stevig
diepzinnig
inspirerend
vol ideeën

18 Kleurenevaluatie

De leerlingen kiezen een kleur uit de kleurenwaaier waarvan ze vinden dat die voor hen past bij hoe ze zich voelden tijdens de activiteit. Daarna verwoorden waarom ze voor die kleur kozen.

Materiaal:
Algemeen:  kleurenwaaier 1e graad/2e graad (basiskleuren), kleurenwaaier 2e graad/3e graad (veel variatie aan kleur en kleurtinten)

19 Smileyevaluatie

In het midden van de kring liggen allerlei verschillende smileys. Elke leerling kiest er één smiley uit die voor hen toont hoe zij zich bij de activiteit, samenwerking, … voelden. Daarna leggen ze uit waarom. Voor de lagere jaren kun je opteren om enkel met de basissmileys te werken zoals: boos, blij, verdrietig, …

Materiaal:
Algemeen:  smileys

20 Applausmeter

De leerkracht noemt een activiteit of samenwerking. De leerlingen applaudisseren naarmate ze hierover tevreden zijn. Hoe luider ze applaudisseren hoe beter het was.

21 Handjes

De leerlingen gebruiken hun handen om te evalueren. Je kan hier differentiëren:

1e graad: duim omlaag: niet goed, duim omhoog: goed


2e en 3e graad: duim omlaag: niet goed, duim omhoog: goed, een vinger: matig, volledige hand: zeer goed

22 Cocktail

We maken samen een cocktail in een grote kom. Iedereen mag 2 ingrediënten toevoegen. De ingrediënten hebben een betekenis. De betekenis heeft te maken met een algemene indruk en gevoel dat je van een activiteit overhoudt. Iedereen voeg één voor één z’n ingrediënten toe met een woordje uitleg. Tot slot krijgt iedereen een bekertje en een rietje en mag je jouw beker leegdrinken.

Pompelmoessap: bitter – niet leuk
Appelsiensap: zoet – leuk
Citroensap: zuur – pittig/uitdagend
Suiker: zoet – makkelijk
Ananassap: zuur - moeilijk


Materiaal:
Algemeen: pompelmoessap, appelsiensap, citroensap, suiker, ananassap, een kom, een lepel


Per leerling: een beker, een rietje

23 Een trotsdoos (eigen idee)

Elke maand zetten de leerlingen hun werkjes van die maand naast elkaar en kiezen ze uit één van hun eigen werkjes het werkje waar ze het meest trots op zijn. Daar nemen ze een foto van. Daarna bespreken ze elk om beurt in de kring waarom ze het meest trots zijn op dat werkje. Dan mogen ze de foto in de trotsdoos steken.

Materiaal:
Algemeen: een fototoestel, een trotsdoos


Per leerling: (een foto)

24 Een lappendeken (eigen idee)

De leerlingen kiezen een stukje stof dat voor hen iets meer zegt over wat ze van de activiteit of van hun werkje vinden. Wanneer je dit meerdere keren op een jaar doet kan je deze stukjes stof telkens aan elkaar stikken of naaien en zo één groot lappendeken maken.

Materiaal:
Algemeen: allerlei verschillende stukjes stof

25 Facebookduim (eigen idee)

Alle leerlingen krijgen 3 facebookduimen. Elke duim leggen ze bij een werkje waarvan zij vinden dat het een duim verdient. Ze schrijven erbij waarom ze dit vinden. Er mogen niet meer dan 3 duimen bij één werkje liggen.

Materiaal:
Per leerling: 3 facebookduimen, een balpen




Bronnen: